Daslook
Daslook, da’s leuk!
Eén van de in het wild voorkomende uiensoorten van Nederland. Met zijn brede bladeren en helderwitte bloemen trekt ze in de bloeiperiode de aandacht. Het liefst groeit daslook als onderbegroeiing in loofbos met een humusrijke, kalkhoudende grond.
Daslook, Allium ursinum, is een wettelijk beschermde plant uit de Narcisfamilie. Het is een vrij zeldzame soort in België en Nederland, maar als de soort voorkomt kan ze grote oppervlakken bedekken. Daslook heeft een sterke uiengeur, die nog toeneemt als de soort in de zomer begint af te sterven.
De soortnaam ursinum verwijst naar beren. In het boekje 'In het Bosch' van E. Heimans en Jac. P. Thijsse (uitgave
W. Versluys, Amsterdam 1901) wordt ze dan ook 'Berelook' genoemd: “Het zwakke koeltje waait ons vreemde geuren tegemoet uit gindsche lage boompjes: een zoete geur, heel zwak en zwevend over een sterke, zware, scherpe lucht van look. Ga nu eens zoeken wat die dubbele geur verspreidt. Ge zult het niet licht vinden, wanneer ge bloemen zoekt. De fijne amandelgeur komt uit de knoppen van die lijsterbes, die pas de naden van zijn kelken opent; De zware lookgeur, haast bedwelmend, wasemt uit die brede bladeren, die op het blad van lelietjes-van-dalen lijken en heele velden vormt, waarin de voeten schuilen van de heesters. Dat is de berelook; op korte stelen steken uit de bladeren puntige zakjes op; een enkele is al wat verder heen. Het groene fraai gestreepte zakje opent zich aan den top, en ’t blijkt opgepropt met schitterend witte bloemknoppen. Nog een paar mooie warme dagen, dan schiet er een macht van bloemen uit elk zakje; dat scheurt dan open en slaat neer, maar de gebogen bloemsteeltjes strekken zich strak uit en de zes spitse kroonblaadjes wijzen naar alle zijden heen; dan riekt de plant niet meer zo sterk, nu jaagt de geur
ons voort.”
De soortaanduiding ursinum (‘van de beren’, ursus = beer) is ontstaan door het oude bijgeloof dat beren na hun winterslaap zich eerst aan deze plant tegoed deden. Dit is er ook de oorzaak dat de plant af en toe ook berelook wordt genoemd. De Duitse benaming Bärlauch duidt daarop. De naam daslook kan ook afgeleid zijn van dassen, die in burchten in de grond leven en waar deze planten boven op deze burchten zouden groeien. De naam daslook komt al voor in een bewerking van Het Cruydboeck uit 1608 van de vlaming Robert Dodonaeus. De bladeren zijn zowel rauw als gekookt eetbaar, net als de bloemen, mits gebruikt met mate. Net als bij andere uien zijn de knolletjes eetbaar. Van de bladeren kan een heerlijke pesto gemaakt worden.
De elliptisch tot lancetvormige bladeren zijn 3-5 cm breed, donkergroen en parallelnervig. Ze zitten zo aan de ondergrondse bol dat ze een draaiing hebben in hun steel, waardoor de onderkant eigenlijk van boven te zien is. De zuiver witte bloemen hebben zes witte bloemdekbladen en zijn in losse bolvormige schermen gegroepeerd. De bloemdekbladen zijn ongeveer 1 cm groot. De plant bloeit van april tot juni, soms tot juli. Voor het scherm zich ontvouwt zitten de bloemknoppen binnen een bloeischede, die uit twee kleppen bestaat en met de steel een speervormig uiterlijk heeft. De twee kleppen vallen af als de bloeiwijze zich opent. De plant wordt 20-40 cm hoog. De bloem heeft zes meeldraden en een driehoekig bovenstandig vruchtbeginsel. De zaden zijn zwartbruin, en de soort vermeerdert zich vooral via zaadverspreiding. De planten kunnen zo'n zes jaar oud worden.
Ondergronds heeft daslook bollen als reserve-orgaan. De bol is eigenlijk al een samenstel van bladeren en bloeiwijze, te vergelijken met de opbouw van een ui, waar we spreken van de rokken in de bol... Als zich uit de basis van de bol de wortels ontwikkelen vormen die een soort bos, zoals op een van de foto's in de fotoselectie is te zien.
Loek Dijkman