Parels van het arboretum

De Ginkgo biloba

De Ginkgo biloba, in het Nederlands Japanse notenboom geheten, is vanwege een aantal redenen een ongewone, zeer bijzondere boom. De Ginkgo is een naaldboom, die in tegenstelling tot het merendeel van de naaktzadigen (Gymnospermae) zijn blad verliest in de winter. Daarin lijkt de soort op Larix, Taxodium en Metasequioa. Het blad heeft een fraaie waaiervorm die in eerste instantie doet denken aan een loofbomenblad, maar in detail bekeken lijkt het te bestaan uit naast elkaar vergroeide naalden. Door de inkeping in het blad in de jeugd lijkt het blad tweelobbig en heeft Linnaeus de toevoeging biloba aan de genusnaam Ginkgo gegeven. De Ginkgo heeft een grillige vorm die ontstaat doordat takken met een verschillend groeitempo langs de gehele stam ontstaan. Er ontstaan takken die omhoog priemen en takken die volledig horizontaal gaan.

De soort is al miljoenen jaren oud. Er zijn fossielen van de Ginkgo gevonden in het Perm (de laatste periode van het Paleozoïcum, nu zo’n 250 miljoen jaar geleden) op diverse plaatsen in de wereld. Aangenomen wordt dat de soort is ontstaan vanuit de Zaadvarens en dat het op dit moment de enig levende soort is uit die evolutielijn. De plant komt in het wild alleen nog in China voor, maar is weer wereldwijd verspreid door cultivatie. De Ginkgo lijkt tussen de huidige planten het meest verwant met de Palmvarens (Cycadales) die ook tweehuizig zijn en een op Ginkgo gelijkende bevruchtingscyclus hebben. In Nederland is in 1730 de eerste (mannelijke) Ginkgo geplant in de Hortus Botanicus van de Universiteit Utrecht. De bomen gaan heel lang mee. Ze zijn nauwelijks gevoelig voor ziekten en ook de huidige vormen van luchtvervuiling lijken hen niet te deren. In de Yon Mun-tempel in Zuid-Korea staat een Ginkgo biloba waarvan de leeftijd wordt geschat op ongeveer 1100 jaar.

Wetenschappers zijn overigens al lang verbaasd over het feit dat er wereldwijd van deze tweehuizige soort meer mannelijke bomen voorkomen dan vrouwelijke. Een verklaring daarvoor hebben ze nog altijd niet gevonden. In De Dreijen staan twee mannelijke en een vrouwelijke boom. Pas na zo’n 20 jaar wordt duidelijk welk geslacht de boom heeft, dus van de nieuw geplante boom in het pinetum weten we het geslacht nog niet. De mannelijke en vrouwelijke bloemen staan net als de bladeren op korte zijtakjes. Het stuifmeel dat in juni door de wind wordt verspreid verandert na landing op de zaadknoppen van een vrouwelijke boom in bewegende spermazoïden die pas in het najaar de werkelijke bevruchting bewerkstelligen. De zaadknoppen groeien na de bevruchting uit tot geelgroene, hangende abrikoosvormige vruchten, die bij rijpheid een nare geur verspreiden die wel wordt vergeleken met de geur van ranzige boter. In de oude natuurgeneeswijzen uit het oosten spelen Ginkgo bladeren én vruchten een belangrijke rol.

Voordat het fraaie lichtgroene blad in de herfst valt, verkleurt het naar opvallend goudgeel. Maar als het dan écht koud wordt dan dwarrelt de hele boom in een mum van tijd leeg.

De waaiervorm van het blad, de herfstverkleuring ervan, de lage ziektegevoeligheid en het grillige silhouet van de boom maken hem wereldwijd erg geliefd voor parken en tuinen. Ook niet onbelangrijk in dat geval is dat de plant erg oud wordt.