Kunstenaars

Charlotte van Pallandt

Charlotte Dorothée barones van Pallandt werd op 24 september 1898 in Arnhem geboren en overleed op 30 juli 1997 in Noordwijk. Na een kort huwelijk (van 1919 tot 1924), ze woonde toen in Bern in Zwitserland, werd Charlotte voltijds beeldend kunstenaar. Ze vertrok in 1923 naar Lausanne en een paar jaar later (in 1926) vertrok ze samen met een vriend naar Parijs. Die stad zou haar tweede huis worden.

 

In Parijs studeerde zij aan de Académie Lhote, die onder leiding stond van de kubistische schilder André Lhote. Na een jaar stopte zij met die lessen en besloot zij beeldhouwer te willen worden. Terug in Den Haag ging ze werken in het atelier van de Belgische beeldhouwer Toon Dupuis.


In 1928 maakte ze een rondreis door Italië en ontmoette daar de beeldhouwers Albert Termote, Charles Despiau en Charles Malfray. Die reis was een bevestiging van haar keuze voor de beeldhouwkunst. In 1935 volgde ze in Parijs een jaar lang beeldhouwlessen aan de Académie Ranson onder leiding van Malfray. Charlotte van Pallandt zei later dat zij aan Malfray alles te danken had.

 

In 1930 maakte Charlotte van Pallandt haar eerste meesterwerk: De Tors. Een jaar daarvoor plaatste ze een advertentie om een vrouwelijk model te zoeken. Een Duits meisje van zeventien jaar beantwoordde aan haar ideaal van prille vrouwelijkheid. Een jaar lang poseerde zij elke week.

 

Volgens Lambert Tegenbosch heeft Charlotte van Pallandt “met dit vroege beeld enkele tientallen jaren vooruitgegrepen op wat ze zou gaan kunnen. De ongewone kwaliteit van de tors deed onlangs een jonge museum-directeur zeggen, toen die het beeld voor het eerst zag: ‘Voor deze tors mogen we wat mij aangaat het hele oeuvre van Arp vergeten.' Een poëzie zoals Arp meestal al te nadrukkelijk beoogt, brengt Charlotte van Pallandt als bij toeval tot stand. Wat zij bedoelde, was een studiewerk. Het werd haar eerste meesterwerk.” De Tors werd op initiatief van Lambert Tegebosch pas in 1974 voor het eerst bij bronsgieterij Binder gegoten.

 

“De Tors, 1930, heeft geen stijl, hij is niet idealiserend, niet expressief, niet persoonlijk – hij is nietszeggend, maar volmaakt. Hij is een studie in de vorm, in die zin traditioneel academisch, maar geïnspireerd. De jonge beeldhouwster heeft zich welbewust helemaal overgegeven aan één bepaalde opgaaf: de imitatie van het model – wat het meer is geworden is geschenk.” 


Charlotte van Pallandt was sinds 1930 lid van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog besloot ze terug te keren naar Nederland. Ze betrok een atelier in de Amsterdamse Zomerdijkstraat. Daar kwam ze in contact met collega-beeldhouwers zoals de Italiaanse Nederlander Fred Carasso, Cor Hund, Paul Grégoire en Piet Esser. Na de oorlog zou haar carrière eigenlijk pas beginnen.


Een aantal jaren voor haar dood noemde Piet Esser haar “de laatste der grote Mohicanen”. Zeker in Nederland, maar volgens Esser ook in Europa, stond Charlotte van Pallandt als beeldhouwer op dat moment op eenzame hoogte. Dit betekent overigens niet dat haar carrière altijd even soepel is verlopen. Wellicht meer dan anderen heeft Van Pallandt haar positie in de beeldende kunst moeten bevechten. 

 

De kwaliteit van haar werk staat buiten kijf, maar vanaf het begin van haar loopbaan tot aan haar dood in 1997, heeft zij in de gesloten wereld van haar atelier steeds haar eigen plan getrokken. Als “laatste der grote Mohicanen” heeft zij derhalve geen school afgemaakt. 

 

Een van de weinige kunstenaars die vandaag de dag de traditie van Van Pallandt voortzet is Eja Siepman van den Berg. In 1978 was Eja Siepman van den Berg de eerste winnaar van de Charlotte van Pallandt-prijs. Peter Struycken, conceptueel kunstenaar en een goede vriend van Van Pallandt, omschreef haar werk als “kunst die zich voortdurend opnieuw door de zichtbare werkelijkheid, door de traditie van het kijken en het kunst-maken zelf, laat inspireren en op die manier zorgt voor een permanent veranderende kijk op de wereld.” Galeriehouder Lambert Tegenbosch, de Van Pallandt-kenner bij uitstek, komt tot een vergelijkbare conclusie: “De bijdrage van Van Pallandt is niet te vinden in het domein van het avantgardistisch vormonderzoek. Haar plaats is in een traditie die door een visionair individu te vernieuwen blijkt.” De Tors staat, vanwege de bijzondere relatie tussen Charlotte van Pallandt en Eja Siepman van den Berg, tentoongesteld in locatie Villa Hinkeloord.

Collectie

Tors

Tors

1930, brons, 83 x 45 x 27 cm