Solotentoonstelling
Verwacht
Wim Lemmens
Solotentoonstelling
De variatie in de torsen van Wim Lemmens zit in de verscheidenheid aan lijnen die bij elke tors weer een andere beweging in gang zet. Als Lemmens het menselijk lichaam als onderwerp neemt, staat belijning en beweging centraal. Het gaat hem om de lijnen die de vormen definieren; in die belijning is de lichtval essentieel. Lemmens weet de indruk die hele specifieke momenten op hem maken, om te zetten in marmer.
De afgelopen vijftig jaar is de werkwijze van Lemmens niet zoveel veranderd. Hij vindt zichzelf wel kritischer geworden op zijn werk. In de verhalen van Wim herleeft de romantiek van de studios in Pietrasanta, eeuwenlang het kloppend hart van de productie en creatie van beelden waarvoor het marmer uit de dichtbijgelegen groeven werd gedolven. Een van deze werkplaatsen, Studio Sem, in de jaren 50 opgericht door Sem Ghelardini, werd een bekende plek waar jonge, beginnende kunstenaars in contact kwamen met gevestigde beeldhouwers. Sem Ghelardini werd door het faciliteren van de productie van beelden in een bijzondere, collegiale sfeer, minstens zo bekend als de grote kunstenaars die in zijn studio werkten.
Aan het eind van de jaren 70, na zijn afstuderen aan Academie St. Joost in Breda, trok Wim Lemmens met een Italiaanse vriend naar Pietrasanta. Gedurende enkele jaren assisteerde hij kunstenaars en startte de ontwikkeling van zijn eigen werk. Ook Lemmens heeft mooie herinneringen aan de Studio Sem. “In de studio ontmoette ik Henry Moore, hij kwam aan in de werkplaats, deed zijn colbertje uit en begon te werken, het viel mij op dat Moore zelf verrekte goed kon kappen.” Met de lokale artisani werkte Lemmens aan beelden voor andere kunstenaars. Van hen leerde hij het handwerk. Wim kan met enthousiasme vertellen over de printbeitel, spitsbeitel, tandbeitel, vlakbeitel, rondeel of de letterbeitel. Over frijnen, schuren en boucharderen.
Wanneer je Wim Lemmens vraagt welke kunstenaar hem tot voorbeeld diende, noemt hij geen beeldhouwer uit de ‘scene’ van Pietrasanta, maar valt de naam van de Tilburgse kunstenaar Hans Claesen (1925-1995). “Als manneke fietste ik naar het atelier van Claesen aan de Lovense Kanaaldijk. Daar had je steenovens en er reden van die treintjes om leem te halen. Als er dan wat leem af viel, dan nam ik dat mee naar huis om mee te kleien. Ik maakte hele dorpen met huisjes van klei. Mijn moeder stimuleerde mij hierin, maar ze merkte wel op dat in het dorp een kerk ontbrak. Niet voor niets zat ik op school bij de nonnen. Mijn oudere zus bracht me naar de jongensschool, maar als ze dan de hoek om verdwenen was, ging ik naar het kanaal om daar te gaan zitten om steentjes in het water te gooien. Want bij de nonnen zat ik aan een formicatafeltje repen papier te vlechten, dat was niet echt iets voor mij. Mijn lagereschooltijd was een drama, daar zou ik boeken over kunnen schrijven.”
Wim werkt altijd van tekening naar uitvoering en als hij het menselijk lichaam als onderwerp neemt, staat belijning en beweging centraal. Het lijkt wel of Wim gisteren nog les volgde op de academie, zo levendig weet hij te verhalen van zijn lessen. De adviezen van zijn docenten lijken in zijn geheugen gegrift: “We tekenden lijnen met een potlood HB, je zet daar een punt en moet daar uitkomen. Je zet verschillende druk op het potlood om van hele zware lijnen naar lichtere te gaan, daarbij moet je ook op je ademhaling letten. Bij modelteken maakte ik me er soms makkelijk van af, dan zei de docent dat ik ook eens aan de ‘moeilijke’ kant van het model moest gaan zitten.”
Overigens werkt Wim niet met modellen – heel soms vraagt hij zijn kleindochter in een bepaalde houding te gaan staan. Het gaat Lemmens om de lijnen die de vormen definiëren. “Mijn torso’s zijn maar uit een paar lijnen opgebouwd. In die belijning is de lichtval essentieel.” Lemmens speelt met de dikte van de belijning in het oppervlak van het marmer, alsof hij die potloodstreep zet. Een heldere belijning levert valschaduwen op die de vorm accentueren. Lemmens is niet bewust bezig met figuratie of abstractie, het gaat om het weergeven van een vorm, hij werkt niet in details. Het liefst werkt hij met steen zonder al te veel tekening erin. “Ik let goed op of het marmer van grote blokken gezaagd wordt, haarscheurtjes zijn funest. Soms kom je in het mooiste witte marmer, bijvoorbeeld het Griekse, tijdens het werkproces toch kristallen tegen, dan kan het zijn dat ik een beeld alsnog kapotsla, kristal is mooi, maar op zo’n moment niet.”
De herinnering aan een gestolde beweging vormt vaak het uitgangspunt voor een beeld. Zo is een van de beelden op de tentoonstelling ontworpen naar aanleiding van het zien van een balletvoorstelling. Het betreft hier een van de weinige beelden in het oeuvre van Lemmens dat twee menselijke figuren tegelijk verbeeldt. In het beeld trekt de dansende Romeo de tegen hem aan hangende of vallende Julia mee. Het is een beeld dat Lemmens eindeloos heeft vóórgemodelleerd in tekeningen en in gasbeton. Wanneer hij over dit beeld vertelt lijkt hij weer in die balletvoorstelling te zijn. Lemmens weet de indruk die hele specifieke momenten op hem maken, om te zetten in marmer.
Met zulke precieze modellen zou je verwachten dat Lemmens ook in brons werkt. Maar omdat hij alles zelf wil doen en de techniek van het bronsgieten niet beheerst, houdt hij zich bij het marmer. Grappend verhaalt hij over beeldhouwers die hij in Pietrasanta ontmoette die vol bravoure een piepklein wasmodelletje lieten uitvergroten tot hun ‘eigen’ creatie. In het algemeen is hij langer bezig met het ontwerpen en afwerken van zijn beelden dan met het eigenlijke hakken. Hij heeft een strak werkschema van halftien ‘s morgens tot drie uur ‘s middags.
Bijna zouden we vergeten dat Lemmens ook heel veel geschilderd heeft. “Beeldhouwen en schilderen liggen dicht bij elkaar, ook in het schilderen werk ik volgens plan zonder al te veel detaillering.” We nemen in Het Depot dan ook de gelegenheid te baat om twee grote schilderijen tentoon te stellen. Voorlopig denkt de 77-jarige beeldhouwer nog niet aan stoppen. Of hij altijd de menselijke figuur als uitgangspunt blijft nemen weet Lemmens niet: “Ik ga misschien ooit wel de vrijheid opzoeken door de menselijke figuur los te laten om naar de natuur werken, want de grillige natuur, die vormt zichzelf.”